Belangrijkste verschil: Vloeistof is een toestand van materie die geen vaste vorm heeft maar een bepaald volume heeft. Een waterige oplossing is een oplossing waarin een stof wordt opgelost in water.
Vaste stof, vloeistof en gas zijn drie primaire toestanden waarin materie op aarde te vinden is. Bijna alle stoffen zijn te vinden in een van deze drie toestanden. Water is het beste voorbeeld dat kan worden gebruikt om toestanden van materie te beschrijven, omdat het overvloedig in alle drie de toestanden te vinden is, ijs (vast), water (vloeibaar) en damp (gas). Waterig is een andere term die wordt gebruikt in de wetenschap, die verwijst naar een stof die wordt opgelost in water. Hoewel vloeistof en water in vloeibare toestand beide vloeibaar zijn, verschillen ze volledig van elkaar en mogen ze niet onderling uitwisselbaar worden gebruikt.
Vloeistofdeeltjes zijn stevig maar niet star begrensd, waardoor het de mogelijkheid heeft om te vloeien. Ze kunnen ook vrij rond elkaar bewegen, met beperkte mobiliteit van deeltjes. De transformatie van vloeistof naar andere toestanden heeft te maken met zijn moleculen; als vloeistof wordt verwarmd, nemen de moleculen toe in trillingen en beweging, waardoor ze grotere afstanden tussen hen creëren. Tijdens het stollen, wanneer de vloeistof wordt afgekoeld, komen de moleculen bij elkaar en vormen een specifieke orde, bekend als kristalliseren. De onderlinge banden worden stijver en sterker. Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde en wordt beschouwd als een noodzaak voor levensonderhoud.
Een hydrofobe stof (watervrees) is een stof die niet in water oplost, terwijl een hydrofiele stof (waterminnende) een stof is die in water oplost. Volgens hun definities zijn zuren en basen waterige oplossingen. Het vermogen van een stof om op te lossen in water wordt bepaald door de vraag of de stof de sterke aantrekkende krachten die worden gegenereerd door watermoleculen kan overschrijden of evenaren. Als de stof het water niet oplost, vormt het een neerslag. Waterige oplossingen met sterke elektrolyten kunnen elektriciteit geleiden en zijn efficiënte geleiders, terwijl oplossingen met zwakke elektrolyten slechte geleiders van elektriciteit zijn. Stoffen die goede geleiders zijn, zijn volledig geïoniseerd in water, terwijl slechte geleiders slechts een kleine mate van ionisatie vertonen. Voorbeelden van waterige oplossingen omvatten huishoudbleekmiddel, bloed, verf en melk.