Belangrijkste verschil: stolling betekent stremmen; het verwijst in feite naar een chemisch proces waarbij de destabilisatie van niet-bezinkbare deeltjes plaatsvindt. Deze deeltjes vormen klonten met behulp van een coagulant. Aan de andere kant betekent flocculatie vlokken vormen. Het kan worden beschreven als een fysiek of een mechanisch proces waarbij de gecoaguleerde klonten of vlokken met elkaar worden verbonden om massa's te vormen als een wolk en vervolgens als een neerslag.
Water kan colloïdale vaste stoffen bevatten, zoals niet-bezinkbare organische stoffen, kleideeltjes, bacteriën, plankton, kleine deeltjes van vervallen plantenmateriaal, enzovoort. Zo worden coagulatie- en flocculatietechnieken gebruikt om deze onzuiverheden van water te scheiden.
Coagulatie wordt bereikt door de deeltjes te neutraliseren en zo wordt de afstotende kracht tussen de deeltjes sterk verminderd. Na gebruik van het flocculatieproces vormen de gecoaguleerde deeltjes een grote agglomeratie, die ook bekend staat als vlok.
Bij flocculatie nemen deze agglomeraties van gedestabiliseerde deeltjes de vorm aan van grote deeltjes. Dit kan ook worden bereikt door in water oplosbare organische polymeren met een hoog molecuulgewicht toe te voegen. Door deze polymeren neemt de grootte van de vlok toe en nemen de deeltjes vervolgens af. Het is erg belangrijk om het uitvlokmiddel voorzichtig met een lage snelheid te mengen, zodat kleine vlokken gemakkelijk kunnen agglomereren tot grote deeltjes en uiteindelijk kunnen neerslaan.
Voor waterbehandeling wordt coagulatie in het algemeen gevolgd door flocculatie.
Op het gebied van waterbehandeling kunnen beide dus gemakkelijk worden onderscheiden. Tijdens coagulatie wordt coagulans toegevoegd om de deeltjes samen te klonteren. Aan de andere kant, tijdens uitvlokken, wordt de oplossing voorzichtig gemengd, zodat de kleine klonters gevormd tijdens coagulatie, zich verzamelen en grotere klonten vormen. Deze grote klonten zakken gemakkelijk naar beneden en kunnen dus worden gescheiden.